Stadsdichter Myron Hamming van Groningen schreef een gedicht voor de Week van de Democratie. Hij droeg zijn gedicht voor tijdens een bijeenkomst van Laurentien van Oranje-Nassau van de Number 5 foundation in de kerk van Garmerwolde. Daar gingen bestuurders, inwoners en jongeren met elkaar in gesprek over het belang om je stem te laten horen en goed naar iedereen te luisteren.
Soms kan ik het missen; een toekomst waar we jarenlang naar uitkeken,
een aarzelend voorland, dat zich vergiste in haar eigen vertes,
een droom die zegt: “al ben je hier nog nooit geweest, verlang je naar mij terug.”
Gaat het om de waarheid of gaat het om iets, waar we genoeg van onszelf in zien,
om genoegen te kunnen nemen, met het zicht van een ander?
Ik zie dichte mist, rookpluimen of laaghangende wolken, nee zeker weten doe ik niet,
zolang het iets vermomt op de plekken waar we spreken, van wéér een morgen;
het voorland van onze kinderen.
Omdat we weten: wie zich waant in het donker nooit zal zien, hoe ver het licht daadwerkelijk schijnt,
en hoe ver, het ons brengen kan. Hier op Onbezweken Grond, hoorden wij wederom, hoe Den Haag spreekt voor dit land, maar ons niet hoort. Alsof we schreeuwden in de oren van wie het luisteren nog niet machtig is. Daarom kijken we om ons heen om te zien waarvoor we vechten, overeind en samen blijven.
De meters die achter ons liggen, zijn een voorbode van nieuw leven, onze toekomst haar eerste pasjes, een dagdroom zó grenzeloos, van alles wat nog voor ons ligt, en ons herinnert: dat we uit alles bestaan, waarin we nog durven te geloven, en uit alles wat zelfs door de zwaarste stormen heen, bij ons bleef. Ik spreek van een ieder die hier ooit liep, al zwoegend leefde. Ik spreek van een ieder, die hier sporen kent, langs het zout van de zee en het slurpen van het wad, in een jonge ochtend of in het holst van de nacht, ergens, tussen dauw en gloed, schrijf ik je naam, IN NAAM VAN DE DEMOCRATIE, in onze velden uitgestrekt op de weiden verdwaald en gevonden, in de landen de steden die ik ken, schrijf ik je naam, droom ik je dichtbij, aan de kusten en over grenzen, op het water langs de kades, onder de zon die weer verscheen, schrijf ik je naam, droom ik je dichtbij, op de dag van morgen, in het moment van nu, tussen weelderig groen en onstuimig blauw, op een ieder die is en nog verschijnen mag, in de urgentie van vanochtend en onze vraag van zo even, in alles wat we eerder leefden en in alles wat nog komt,
droom ik je dichtbij…
Want het is niets nieuws: dat men enkel verdwaalt in de dingen die wij zelf bedachten: in systemen en constructen, in structuren en andere doolhoven.
Maar, waar we onderling van elkaar wegdreven, zullen het de verhalen zijn, die ons nog altijd zullen herenigen, ja nog te helen wonden is wat de dialoog blootlegt, wat ons samenbrengt, hoe ver we ook bij elkaar vandaan raken, als iets, ergens in een verte, dat steeds meer verdwijnt, niet door de afstand,
maar omdat er té lang geen blik op geworpen werd.
Nee, we willen niet twijfelen omdat we luisteren, we willen luisteren omdat we kiezen te geloven. Hoop niet langer laten vervagen, als een droom die overdag, steeds verder bij je vandaan glijdt. Het gaat nog altijd om, onze vleugels uitslaan in dezelfde wind die het soms zo woest laat stormen, omdat we zeiden: als je niet weet naar welke haven je vaart, geen enkele wind ooit gunstig zal staan.
Deze woorden vertellen meer, over luisteren en het schone van geduld, dan over luidkeels spreken, een verhaal op de toppen van je longen,maar ook een stem moet soms even op adem komen.
En zó zoeken we nog altijd, langs de grenzen van elkaars bestaan, de ruimtes die zeggen: ”rust hier maar als je moet.”
En begrijp me alsjeblieft niet verkeerd: het is niet dat ik niet denk, dat we niet verder durven te dromen, dan wat vandaag zichtbaar is, maar dat we van tijd tot tijd, ons zicht laten vertroebelen door de kortzichtigheid van macht, van geld en van ‘zeker weten.’
Want iets, wat je altijd dacht, kleeft zich vast aan de blik die jou de wereld zien laat: een ander, een gesprek, een discussie kan dezelfde gedachte waarop je eerder bouwde, doen losweken, een ruimte, een gevoel of zelfs een angst, bij je blootleggen, maar juist daar, daar moeten we elkaar herinneren niet te vergeten;
dat het geen leegte is, maar een ruimte voor nieuwe ontmoetingen en ervaringen.
We hebben allemaal wel iets om te beschermen, iets wat we met ons meedragen.
Bewaren het in een kommetje gemaakt van twee handen,
alles wat jarenlang door onze vingers leek te glippen.
Ik wil alleen maar zeggen: Dat het om durven te geloven gaat, dat de democratie een uitnodiging, een oproep is, aan een ieder die hier sporen heeft: het getij van vervreemding te keren.
Ik wil alleen maar zeggen; we zoeken allemaal wel een ruimte, een haven om in aan te meren, wanneer we even niet weten waarnaartoe.
en zó is deze democratie, van niemand, maar behoort ze ons, allemaal toe.
Myron Hamming
Stadsdichter van Groningen