Rijdende trein, otters en dassen

Het collegeakkoord is al weer even geleden gepresenteerd. Daarmee zijn we op een trein gesprongen die er de vaart in heeft. De dagen staan vol afspraken en de keren dat ik eens eerder naar huis ga, zoals in de aanloop naar de verkiezingen en daarna, zijn echt voorbij. Ik vind het heerlijk!

 

Het collegeakkoord is al weer even geleden gepresenteerd. Daarmee zijn we op een trein gesprongen die er de vaart in heeft. De dagen staan vol afspraken en de keren dat ik eens eerder naar huis ga, zoals in de aanloop naar de verkiezingen en daarna, zijn echt voorbij. Ik vind het heerlijk!

Het zijn soms ook gekke dagen. Dagen waarop je vier inmiddels oud-gedeputeerden een hand geeft op hun afscheid. En twee van hen niet lang daarna in de oppositiebankjes ziet zitten tijdens een vergadering van Provinciale Staten. Ik weet het, zo hard kan politiek zijn. Maar het blijft een vreemde gewaarwording.

Als gedeputeerde Natuur heb ik soms het idee dat ik de dierenportefeuille heb. Bijvoorbeeld in het gesprek met Rijkswaterstaat over dassen en otters, die door het gebrek aan faunapassages soms worden doodgereden.

Bij het klaverblad Zuidbroek is een dassenburcht. Maar de faunapassage onder de weg is verrommeld en er is ook geen raster langs de weg dat voorkomt dat dassen het dan maar bovenlangs proberen. Maar ja, Rijkswaterstaat heeft geen budget voor een raster en de aannemer die de verdubbeling van de N33 heeft gedaan is al betaald…

We komen er uiteindelijk uit. Het raster komt er, en de passage wordt hersteld. En als de A33 verder wordt verdubbeld, worden er op de juiste plekken direct goede passages aangelegd. Dat is goedkoper dan achteraf.

Anders ligt het bij de A28 richting Assen. Daar is bij gebrek aan ruimte voor een vangrail een betonnen scheiding aangebracht.  Voor otters is dat een muur des doods: als ze eenmaal op de weg zijn, kunnen ze geen kant op.

En de passage dan? Die heeft een ontwerpfout: otters moeten eerst een gang in, die haaks op de tunnel staan. En dat doen ze niet, want ze zien aan het einde van de tunnel geen licht. En een zwart gat induiken, dat doet een otter niet.

Zucht, wie bedenkt zoiets?

Liever dan van das naar otter over te springen, praat ik over structurele oplossingen. Dat gaat moeizaam, want toen de provincies van het Rijk de taak kregen om voortaan de natuur te beheren, is er nooit gepraat over dit soort verkeerspassages. En zeker niet over geld. Dus kibbelen provincies en Rijk over wie de rekening moet betalen.

Intussen heeft het Groninger Landschap in het Zuidlaardermeer drie jonge otters vrijgelaten. Die moesten weer de natuur in, nadat ze tijdelijk waren opgevangen. Ik ben er blij mee. Want als deze otters het goed doen,  dan is dat een teken dat de kwaliteit van onze natuur op orde komt.

Maar ik hou ook mijn hart vast. Want als jonge otters het goed  doen, trekken ze er op uit. Ik moet er niet aan denken dat ik op een dag een telefoontje krijg over een dode otter langs de weg.

Maar goed, Rijkswaterstaat, de provincie en de natuurorganisaties houden in de gaten wat er gebeurt. Om straks op basis van cijfers te kijken waar onderdoorgangen echt nodig zijn. En dan maar opnieuw kijken wie de portemonnee trekt.

Het resultaat tot nu toe is dat als ik een otter zie, ik direct aan een dode, platte otter moet denken en ook direct de kassa hoor rinkelen. Over bijzondere natuurervaringen gesproken…